door Maria Groot –
foto Francois de Heel
ze had haar nagelnieuwe wellness salon ‘White Wings’ genoemd, naar het beeld van een witte engel dat ze op een rommelmarkt had gevonden. Erg fier was ze op haar zaak, de jonge Marlène Mulkens. Jarenlang had ze in een fabriek gewerkt en vogelpoep geschept. Maar na een avondopleiding tot wellness consulent zou alles anders worden. Dankzij een lening voor jonge starters kon ze een historisch pandje huren in de binnenstad van het Belgisch-Limburgse Maaseik. Ze had de gewelfde kelder aangekleed met zelfgemaakte kandelaars en kussens. En als blikvanger pronkte op een pilaar het beeld van de witte engel. Maar die beschermde niet tegen de zondvloed. Op een stormachtige nacht in 2008 trad de Maas buiten haar oevers en sijpelde de wellness salon binnen. Het water kroop omhoog tegen de muren en besmeurde de kussens met leem. Marlène was verzekerd tegen brand, maar niet tegen waterschade. Bovendien kwam er bij het opdrogen van het leem een penetrante ammoniakgeur vrij, waardoor ze wekenlang geen klanten kon ontvangen. Al snel kon ze de huur niet meer betalen.
Ze had zelfs geen 150 euro meer om haar zaak failliet te laten verklaren, een voorwaarde om bijstand te kunnen krijgen. Terug naar haar ouders kon ze evenmin. Haar moeder was gestorven en haar vader naar Paraguay vertrokken.
Dakloos
Een tijdje bivakkeerde ze bij haar broer en haar zus, die klein-behuisd waren en het financieel en emotioneel zelf ook zwaar hadden. Na een paar weken wilde ze hen niet langer tot last zijn. Op een middag rolde ze een deken in een rugzak en vertrok. De eerste nacht op straat lag ze op een bankje te rillen. Het was hartje winter. “Ik voelde me moederziel alleen, een mengeling van verdriet, pijn, vernedering en schaamte”, herinnert Marlène zich. “Had ik maar een tentje om me te beschutten, dacht ik voortdurend. Tegelijk voelde ik me vrij. Morgen hoef ik tenminste tegen niemand ‘dank je wel’ te zeggen.” Omdat Marlène in die tijd niets over sociale instellingen wist, pikte ze weleens een appel op de markt. Af en toe bood een voorbijganger haar iets te eten aan. Uiteindelijk was Marlène drie weken dakloos en meer dan twee jaar thuisloos. Met behulp van een vriend kreeg ze haar leven stapje voor stapje terug op de rit. Haar schulden zijn nog niet volledig afgelost, maar ze heeft werk in de sociale sector en huurt een kleine studio in Antwerpen. Toch is haar hart nog bij de mensen op straat. In het voorjaar van 2015 kwam ze in contact met Corvia, de Brusselse daklozenorganisatie die
gekend is om Miss Dakloos-verkiezingen. Inmiddels is ze hun ambassadrice. Ze bedenkt, verdeelt en promoot innovatieve oplossingen om het leven op straat te vergemakkelijken. Zoals de Homeless Tipi, een
festivaltentje dat je in een paar seconden kan opzetten en afbreken. Corvia stelde eerder ook een survivalrugzak en een signalisatiekit samen. In de rugzak zit een EHBO-set, een slaapzak en plastic borden en bekers. De kit is een heuptasje met daarin een alarm, een fluitje, een lichtje, en een kaartje met noodnummers. Met veertig van die heuptasjes trok Marlène zelfs naar New York. “Je zou verwachten dat een stad met 59.000 daklozen voorloopt op ons, maar niks is minder waar. Ze zijn verrukt over onze ideeën en willen ze zelf ook gaan ontwikkelen!”
Minister met een hart
Sommige mensen zullen zich afvragen of een dakloze echt een bord gaat nemen om een broodje te smeren. “Tja, het lijkt misschien luxueus of overbodig, maar het gaat erom dat je mensen hun waardigheid teruggeeft”, legt Marlène uit. Hoe het voelt om die te verliezen, weet ze pijnlijk goed. “Als je geen make-up meer draagt, je haar niet wast en een beetje ruikt, kijken de mensen je niet meer aan. Ik wil
tonen dat daklozen geen freaks zijn. Zelfs al drinken ze alcohol, of gebruiken ze drugs, het zijn geen slechte mensen. Je kan je afvragen hoe je zelf zou zijn als je alles kwijtraakt. Kennissen zeggen soms tegen me: ‘Kind, je hebt het nu een beetje beter. Geniet daar toch van in plaats van je druk te maken over andermans ellende.’ Maar hoe moet het dan met mijn verhaal? Ik heb dat toch meegekregen om er iets mee te doen? Toen ik nog op straat leefde, zei ik al tegen mezelf: ‘Marlène, je gaat hier doorheen komen, en waar je later ook terecht komt, je gaat je verhaal gebruiken om de mensen die het goed hebben wakker te schudden.’”
Volgens Marlène wordt er veel te veel geslaapwandeld, vooral door politici. “De opvang in Vlaanderen is ontoereikend, ook voor vluchtelingen. Er gaat de komende jaren nog heel veel armoede komen. Politici zeggen dat ze die mensen gaan heroriënteren. Maar sommige mensen zíjn niet meer te heroriënteren. Wat we echt nodig hebben is empathie. En geld.” Als het aan Marlène ligt, maakt ze dat geld op een dag zelf vrij. “Ik ga Liesbeth Homans (de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur – red.) van haar troon stoten”, grapt Marlène. Maar eigenlijk is ze bloedserieus. “Als ik ooit hogerop kom, wil ik met dezelfde formule en dezelfde instelling opkomen voor de daklozen en de minderbedeelden. Ik word een minister met een hart.”